Talent ontwikkelt zich in eenzaamheid, karakter in de stroom van het leven.
J. W. von Goethe (1749 – 1832)
van de voorplecht
III
Een andere keer, in een andere strandtent, grijpt Tobias met een strelende beweging haar rechterpols. Gedecideerd neemt hij het glas dat zij net voor de eerste, schuimende slok aan haar lippen wil zetten uit haar hand en zet het terug op het tafeltje. Omdat hij haar blijft vasthouden, denkt zij eerst nog dat hij nu haar sierlijke lichaamsbouw gaat bezingen, of haar slanke vingers masseren, of misschien vouwt hij haar koele palm om zijn gezicht, omdat het voor hem bijna ondraaglijk spannend is als zij hem in openbare geledenheden aanraakt.
Zijn bewegingen lijken van een chirurg; precies, doeltreffend, geroutineerd. Zij ervaart het waarschijnlijk ook daarom als niet onprettig en tot niets verplichtend, en de voorspelbaarheid van de momenten en de manier waarop hij haar benadert, zullen haar nooit prikkelen.
Hij wijst op de glazen bier in tegenlicht. En zij proeft het woord. Het is een beeld voor een gedicht. Als titel misschien, of terloops herhaald, verspreid door verschillende strofen. Het betekent licht, maar met een tegelijkertijd verblindend, desastreus effect. Licht als scheppende kracht, gekoppeld aan vergelding, gevaar en represailles. Door de in zichzelf besloten tegengestelde betekenis is het wellicht een bruikbare metafoor.
Talent ontwikkelt zich in eenzaamheid, karakter in de stroom van het leven.
J. W. von Goethe (1749 – 1832)